Zoals we gezien hebben vertrekken op 18 mei 1805 3 Nederlandse Missionarissen naar Zuid Africa. Een van hen is onze Jacob Nelissen. Na 5 maanden op zee leggen ze 4 october aan aan de rede van Kaap de Goede Hoop. Het stukje Nederland dat nog even ons bezit zal blijven, want al in januari 1806 nemen de Engelsen het beheer over. Tenslotte is Frankrijk, waarbij op dat moment ook ons land behoort, in oorlog met Engeland. Dat betekent: subiet ophoepelen, op staande voet, 26 februari 1806 verlaten ze hun missiegebied. *)
Met de wind mee zijn ze op 30 mei 1806 alweer in Nederland. Helaas heeft pater Lansing alle ontberingen van de zeereizen niet kunnen doorstaan. Hij overlijdt onderweg en krijgt een zeemansgraf. Op het programma van Nelissen en Princen staat nu de missie van Ned.Oost-Indie.
Intussen logeert onze missionaris op de pastorie van Raalte. Daar had hij indertijd ook kennis gemaakt met zijn kapelaan Lambert Princen. Eigenlijk is hier het hele avontuur begonnen. De pastoor van Princen in Raalte, parochie H.Kruisverheffing is nl. Aartspriester Nicolaas PAS, die diplomatieke betrekkingen onderhoudt met de Superior van de Hollandse Zending Luigi Ciamberlani.
Toen Napoleon de vrijheid van godsdienst afkondigde, bracht deze Italiaanse en tevens Vaticaanse diplomaat de Aartspriester ertoe missionarissen de wereld in te sturen. En een van de eerste, die aan alle eisen voldeed was onze Jacobus Nelissen.
Blijft altijd nog de vraag: hoe komt een Land-van-Cuijk's manneke in dergelijke hoge kerkelijke regionen verzeild. En wat moest hij in Raalte, Salland, Kop van Overijssel, Oost Nederland. En ook nog in het bisdom Utrecht. De enige mogelijkheid bestaat hierin, doch dat is een vermoeden, dat het contact is gelopen via een benefici, een prebende, een geldelijke vergoeding voor bediening van een kapel of iets dergelijks. En inderdaad de Aartspriester Nicolaas PAS had een dergelijk voordeel van het St.Antonius Abt altaar van Uden/Zeeland.
Wij hebben zelfs het vermoeden, dat dit altaar ooit tijdens de reformatie is verplaatst vanuit Mill. In het Land van Ravenstein heeft de reformatie nooit een kans gehad. **)
Het is toch jammer. dat er van de eerste missionaris van Mill zo weinig is bewaard gebleven. Als hij een gezin had gesticht, konden we tenminste nagaan, waar zijn nakomelingen huisden. Dat is eigenlijk het grote probleem met de historie en levensbeschrijving van alle priesters. Met het doodsprentje houdt het meestal op. En van Jacob Nelissen en zijn gezellen hebben we zelfs dat niet. Ga maar eens na in uw directe omgeving, hoe snel een heeroom of heerbroer in de vergetelheid geraakt. Ze vervreemden meestal min of meer. Zij hebben geen kroost, een ander niveau bereikt, houden weinig contact en komen vaak ongelegen in de kring van naaste familie en gezinnen met opgroeiende kinderen. Op het bidprentje staat dan later "onze 10-minuten heeroom".
Terug naar onze Jacob Nelissen. Zo'n gewone jongen uit Mill kan toch niet zomaar van het Loonsvlak of van de Beekse maas af worden geroepen en naar vreemde oorden gestuurd zonder een grondige voorkennis van zijn toekomstig werkgebied. Hoewel "uitverkoren worden" bestaat! Nelissen moet toch minstens de Engelse taal machtig zijn geweest. Misschien kende hij zelfs Maleis. Even zo goed, als we gezien hebben, dat onlangs van Dr.Kipp een bul en dissertatie boven tafel komen, moet het toch mogelijk zijn SPOREN te vinden van deze voortreffelijke lieden. Zeker van Jacob Nelissen, moeten brieven, een proefschrift en anderen stukken ergens aanwezig zijn. In Brussel en Rome of in de oude archieven van de Dominicanen, Capucijnen en Jesuieten moet iets te vinden zijn. De geschiedschijver van het Bisdom, L.H.Chr.Schutjes, heeft hem geplaatst onder de VOORNAME INBOORLINGEN van Mill. In een paar regels wordt daar de MAN VAN HET EERSTE UUR der missie in Ned.Indie afgehandeld.
Pater dr.Huub Boelaars heeft ooit een scriptie gemaakt over de Oostindische missie en ook Mgr.Tiny Muskens, laatstelijk nog bisschop van Breda, heeft er een boek over geschreven.
Bijgaand laten wij U de titelpagina zien van een Indonesisch katholiek tijdschrift. Mogelijk zijn er onder U, lezers, die daarvan exemplaren in bezit hebben, misschien hele jaargangen op zolder hebben liggen. Ze bevatten vaak historische volksverhalen uit een ver verleden. Graag willen wij deze van U lenen.
Wat wij van onze Jacob te weten zijn gekomen bestaat veelal uit gissingen. Toen de kinderen uit het gezin Nelissen-Raijmakers in Mill opgroeiden, was Jacob Boonaerds, abdijheer van Postel, pastoor van de Willibrord Parochie. Waarschijnlijk trok dit gezin zijn aandacht. Het waren zijn naaste buren, Molengat en pastorie aan de Brandsestraat was geen afstand. Vader en moeder Nelissen hadden veel droefenis gekend, beide ouders waren voor de 2de maal getrouwd en hadden verscheidene opgroeiende kinderen zien sterven. Zulks concluderen wij uit de gezinsstaten van de Nederlandse Genealogische Vereniging, door Wim Jaegers uit Venray minitieus samengesteld uit de parochieregisters.
Nauwlijks terug uit De Kaap, vraagt Jacob Nelissen toestemming om naar Nederlands Oost-Indie te vertrekken. Hij krijgt direct permissie en ook Paus Pius VII geeft hem de meest uitgebreide volmachten. Op 31 october 1807 gaan ze aan boord. Naar BATAVIA, ze zeilen niet om de Kaap, ze varen via New York. Ze arriveren in Batavia op 4 april 1808, exact 2 eeuwen geleden. Mgr.Nelissen is dan 55 jaar en zijn metgezel Lambert Princen 29. (wordt vervolgd)
bronnen: *) De Kaap, DIORATORIUM ad.1805 het verslag in
Met de wind mee zijn ze op 30 mei 1806 alweer in Nederland. Helaas heeft pater Lansing alle ontberingen van de zeereizen niet kunnen doorstaan. Hij overlijdt onderweg en krijgt een zeemansgraf. Op het programma van Nelissen en Princen staat nu de missie van Ned.Oost-Indie.
Intussen logeert onze missionaris op de pastorie van Raalte. Daar had hij indertijd ook kennis gemaakt met zijn kapelaan Lambert Princen. Eigenlijk is hier het hele avontuur begonnen. De pastoor van Princen in Raalte, parochie H.Kruisverheffing is nl. Aartspriester Nicolaas PAS, die diplomatieke betrekkingen onderhoudt met de Superior van de Hollandse Zending Luigi Ciamberlani.
Toen Napoleon de vrijheid van godsdienst afkondigde, bracht deze Italiaanse en tevens Vaticaanse diplomaat de Aartspriester ertoe missionarissen de wereld in te sturen. En een van de eerste, die aan alle eisen voldeed was onze Jacobus Nelissen.
Blijft altijd nog de vraag: hoe komt een Land-van-Cuijk's manneke in dergelijke hoge kerkelijke regionen verzeild. En wat moest hij in Raalte, Salland, Kop van Overijssel, Oost Nederland. En ook nog in het bisdom Utrecht. De enige mogelijkheid bestaat hierin, doch dat is een vermoeden, dat het contact is gelopen via een benefici, een prebende, een geldelijke vergoeding voor bediening van een kapel of iets dergelijks. En inderdaad de Aartspriester Nicolaas PAS had een dergelijk voordeel van het St.Antonius Abt altaar van Uden/Zeeland.
Wij hebben zelfs het vermoeden, dat dit altaar ooit tijdens de reformatie is verplaatst vanuit Mill. In het Land van Ravenstein heeft de reformatie nooit een kans gehad. **)
Het is toch jammer. dat er van de eerste missionaris van Mill zo weinig is bewaard gebleven. Als hij een gezin had gesticht, konden we tenminste nagaan, waar zijn nakomelingen huisden. Dat is eigenlijk het grote probleem met de historie en levensbeschrijving van alle priesters. Met het doodsprentje houdt het meestal op. En van Jacob Nelissen en zijn gezellen hebben we zelfs dat niet. Ga maar eens na in uw directe omgeving, hoe snel een heeroom of heerbroer in de vergetelheid geraakt. Ze vervreemden meestal min of meer. Zij hebben geen kroost, een ander niveau bereikt, houden weinig contact en komen vaak ongelegen in de kring van naaste familie en gezinnen met opgroeiende kinderen. Op het bidprentje staat dan later "onze 10-minuten heeroom".
Terug naar onze Jacob Nelissen. Zo'n gewone jongen uit Mill kan toch niet zomaar van het Loonsvlak of van de Beekse maas af worden geroepen en naar vreemde oorden gestuurd zonder een grondige voorkennis van zijn toekomstig werkgebied. Hoewel "uitverkoren worden" bestaat! Nelissen moet toch minstens de Engelse taal machtig zijn geweest. Misschien kende hij zelfs Maleis. Even zo goed, als we gezien hebben, dat onlangs van Dr.Kipp een bul en dissertatie boven tafel komen, moet het toch mogelijk zijn SPOREN te vinden van deze voortreffelijke lieden. Zeker van Jacob Nelissen, moeten brieven, een proefschrift en anderen stukken ergens aanwezig zijn. In Brussel en Rome of in de oude archieven van de Dominicanen, Capucijnen en Jesuieten moet iets te vinden zijn. De geschiedschijver van het Bisdom, L.H.Chr.Schutjes, heeft hem geplaatst onder de VOORNAME INBOORLINGEN van Mill. In een paar regels wordt daar de MAN VAN HET EERSTE UUR der missie in Ned.Indie afgehandeld.
Pater dr.Huub Boelaars heeft ooit een scriptie gemaakt over de Oostindische missie en ook Mgr.Tiny Muskens, laatstelijk nog bisschop van Breda, heeft er een boek over geschreven.
Bijgaand laten wij U de titelpagina zien van een Indonesisch katholiek tijdschrift. Mogelijk zijn er onder U, lezers, die daarvan exemplaren in bezit hebben, misschien hele jaargangen op zolder hebben liggen. Ze bevatten vaak historische volksverhalen uit een ver verleden. Graag willen wij deze van U lenen.
Wat wij van onze Jacob te weten zijn gekomen bestaat veelal uit gissingen. Toen de kinderen uit het gezin Nelissen-Raijmakers in Mill opgroeiden, was Jacob Boonaerds, abdijheer van Postel, pastoor van de Willibrord Parochie. Waarschijnlijk trok dit gezin zijn aandacht. Het waren zijn naaste buren, Molengat en pastorie aan de Brandsestraat was geen afstand. Vader en moeder Nelissen hadden veel droefenis gekend, beide ouders waren voor de 2de maal getrouwd en hadden verscheidene opgroeiende kinderen zien sterven. Zulks concluderen wij uit de gezinsstaten van de Nederlandse Genealogische Vereniging, door Wim Jaegers uit Venray minitieus samengesteld uit de parochieregisters.
Nauwlijks terug uit De Kaap, vraagt Jacob Nelissen toestemming om naar Nederlands Oost-Indie te vertrekken. Hij krijgt direct permissie en ook Paus Pius VII geeft hem de meest uitgebreide volmachten. Op 31 october 1807 gaan ze aan boord. Naar BATAVIA, ze zeilen niet om de Kaap, ze varen via New York. Ze arriveren in Batavia op 4 april 1808, exact 2 eeuwen geleden. Mgr.Nelissen is dan 55 jaar en zijn metgezel Lambert Princen 29. (wordt vervolgd)
bronnen: *) De Kaap, DIORATORIUM ad.1805 het verslag in
- Kaapsche Taal luidt als volgt: In hierdie jaer, presies een jaar na die afkondigng van De Mist se baanbrekende kerkorde kom Mgr.Johannes Lansink as erste apostoliese Prefec in Tafelbaai aan om die normale ontplooing van die Katolieke geloofslewe moontlik te maak. Hy was vergesel van Vr.Jacobus Nelissen en Vr.Lambertus Prinsen. By gebrek aan een eie kerkgebou het hulle die liturgie in 'n kamer van die kasteel gevier.
Ongelukkig beschik ons oor feitlik geen ander inligting oor die EERSTE Katolieke poging in Suid-Afrika nie. Toe die oorlog in Europa hervat word en Brittanje die Kaapkolonie in 1806 vir 'n tweede maal (en die keer permanent) beset, het die nuwe bewindhebbers die drie Nederlandse priesters die land uitgesit. In alle waarskynlik het hulle al hul dokumente met hulle saamgemeen - onderweg terug na Nederland het Mgr.Lansink gesterf. - **) Het St.Antonis Abt Altaar wordt o.a. genoemd in de regesten van ORA 540 dd. 10 mrt.1579 no.13 Schepen en Heemraadakten Land van Cuijk gem. Mill
- Streekarchief Land van Cuijk en BHIC
- Ons Nationaal Archief Den Haag
- in de editie genoemde bronnen
datum : 10 april 2008.
tekst : Henk van de Weem
mmv. Maarten Hermanussen, Ambt - Delden
Compitar Batenburg
Inge van de Weem .
E-mail: vriendenkringmyllesheem@hotmail.com
Inge van de Weem .
E-mail: vriendenkringmyllesheem@hotmail.com